Der Himmel über Berlin - Filmkrant (2025)

Wim Wenders (1945), na de dood van Fassbinder waarschijnlijk de belangrijkste Duitse filmmaker, heeft na tien jaar weer een film in Duitsland gemaakt. In Berlijn, volgens hem de enige plek waar de Duitse geschiedenis nog voelbaar is.

Is dit een soort thuiskomst? Ik geloof van niet. Wenders is overal en nergens thuis, zijn ‘plek’ is waar de films zijn die hij maakt of die hij bewondert. Maar wie Berlijn een beetje kent zal ontdekken dat de stad nooit eerder zo levensecht in een film aanwezig was als in Der Himmel über Berlin. De straten, gebouwen, woeste gronden, eetstalletjes, kinderen en oude mensen ‘ruiken’ naar Berlijn, zoals het verlaten ouderlijk zomerhuisje in Im Lauf der Zeit (1976) naar het Rijnland rook en Houston in Paris, Texas (1984) naar Amerika.

De blik van Wenders is eerlijk en uitermate gevoelig, en met een grote cameraman (ditmaal Henri Alekan) geeft hij de essentie van zijn films keer op keer aan ons door via de beelden. Deze film begint met adembenemende beelden van de stad ver beneden de camera, die er snel overheen glijdt. Zulke beelden (vanuit een vliegtuig of helikopter) hebben we al vaak gezien. Maar hier lijken ze geheimzinniger, in combinatie met een mythologiserende muziek en een vloeiende montage: Berlijn gezien in engelperspectief.

Sedert Cannes 1987 (waar Wenders de prijs voor de beste regie kreeg) wisten we dat in deze film twee engelen de hoofdrollen spelen. Maar wie vreesde voor vliegende gestalten boven de mensenwereld hoeft niet meer bang te zijn: men ziet ze nooit vliegen, deze engelen Damiel (Bruno Ganz) en Cassiel (Otto Sander). Slechts een enkele keer zitten ze op een bovenmenselijk hoge plaats (op de Gedächtniskirche, of bovenop de Siegessäule).

Ze dragen lange wintermantels. Het enige wat hen onderscheidt van andere mannenfiguren is nauwelijks een onderscheidingsteken: hun haar is tot een kort vlechtje samengebonden. Zo zijn er wel meer. Maar in Wenders’ Berlijn is het goed om erop te letten, want de stad is vol engelen.

Gaandeweg leert men dat de engelen onzichtbaar zijn voor stervelingen, terwijl zij zelf alles zien en horen, zelfs de gedachten die onophoudelijk in het brein van mensen hun gang gaan. (De geluidscompositie is even perfectionistisch als het camerawerk.) Nog voordat de film eigenlijk is begonnen, wordt hij als sprookje gepresenteerd door een poëtische tekst over kinderen, die “toen ze nog kinderen waren” veel raadselen over de wereld en het heelal vanzelf begrepen – een begrip dat later verloren gaat.

De tekst, aanvankelijk boeiend, wordt later meerdere malen herhaald, op plechtstatige toon, en gaat dan irriteren. Zo zijn er in de teksten meer passages over universele raadselen die te gezwollen klinken voor de intrinsieke eenvoud van onze twee engelen-in-overjassen, die heel simpelweg herinneringen kunnen ophalen aan hun bestaan voordat de aarde er was. (Het lijkt waarschijnlijk dat de hoge vlucht die de teksten soms nemen, de momenten van metafysische pathos, van Peter Handke komen, die met Wenders aan het scenario werkte.)

Niet weten, twijfelen
Voor ons is het een troostrijke gedachte dat er vaak engelen in de buurt zijn om mensen te beschermen. Maar voor de engelen is het een nogal saai bestaan in eeuwigheid. Cassiel heeft daar wel vrede mee; zoals Otto Sander hem speelt is hij een kalm en wijs, plichtsgetrouw type engel. De Damiel van Bruno Ganz daarentegen hunkert naar een leven op aarde. Hij wil “twijfelen, niet weten”.

Een engel die zoiets wenst is eigenlijk al bijna geen engel meer. Heel geleidelijk zien we Damiel mens worden. Hij ziet hoe langer hoe vaker kleuren (engelen zien alles in zwart-wit), en de film, die voornamelijk de optiek van Damiel volgt, doet mee: briljante staaltjes van de kunst van meester Alekan.

Damiel voelt hoe langer hoe meer verwarring over de attracties van Marion (Solveig Dommartin in een eerste kleine filmrol), de lieve trapeze-acrobate in een klein circus. Als zijn buddy Cassiel ontdekt dat Damiels stappen voetsporen nalaten in het zand schrikt hij: dit is een teken dat Damiel volledig mens is geworden. Maar Damiel is (nog?) innig blij. Hij kan zich nu “verbazen over man en vrouw”. Voor hem en Marion is er een totaal menselijke happy ending.

Het originele scenario zit in zijn hoofdlijnen goed in elkaar. Maar die hoofdlijnen zijn veerkrachtig, bieden voortdurend ruimte voor nieuwe impromptu’s. Kleine, liefdevol gefilmde voorvallen met kinderen (één lijkt zelfs de engel Damiel nog te kunnen zien). Een zeer oude heer (kleine rol voor de fameuze Curt Bois): een hedendaagse Homerus die niet Odysseus, maar Elkerlyc wil bezingen; tevens een Berlijner die zijn stad niet meer terugvindt. Het verleden van Berlijn duikt op in de film: de ruïnes uit na-oorlogse journaals, de kaalslag, de herinneringen van oude mensen, de nazi-uniformen en jodensterren in een, blijkbaar Amerikaanse, filmproductie. Pe ter Falk speelt erin mee. En Peter Falk – door drommen kinderen enthousiast begroet met “Columbo! Columbo!” – zorgt voor de grappigste (wellicht deels geïmproviseerde) momenten onder ‘de hemel boven Berlijn’ – nu eens een regelrechte act, dan weer een gevoelig stukje dialoog, ten slotte een hoogst verbazende onthulling als deel van de handeling. Ik zal niets verklappen en niets beschrijven, want het is kostelijk om zich te laten verrassen door deze altijd vederlicht spelende rasacteur en zijn vondsten. Of die van Wenders, of van Handke, of van alle drie – wie zal het zeggen?

Het is goed dat het scenario zo flexibel was want Der Himmel über Berlin sprankelt van invallen en heeft een inherente humor die bijna opweegt tegen enige hoogdravende teksten en enkele te lang uitgevallen monologen. Stilistisch is het geen werk uit één stuk, zoals Alice in den Städten (1974) en Im Lauf der Zeit, Wenders’ mooiste roadmovies uit de jaren zeventig.

Maar er zijn twee constanten die boven alle lof verheven zijn: de beeldvorming en het spel van met name Ganz, Sander en Falk, alle drie op hun best. Alleen al voor zijn spelregie van de engelen had Wenders zijn prijs verdiend. Zo ernstig en mild is hun blik, zo licht, bijna glijdend, is hun gang, zo zacht is hun glimlach, zo behoedzaam zijn hun gebaren dat de mensen die hen kunnen zien (in de bioscoop, maar nergens anders) wel in de gaten moeten hebben dat die twee heren in winterjassen niet anders dan engelen kunnen zijn. (Bovendien houden beiden één schouder een tikje scheef. Misschien last van vleugelzeer?)

Der Himmel über Berlin - Filmkrant (2025)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Merrill Bechtelar CPA

Last Updated:

Views: 6386

Rating: 5 / 5 (50 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Merrill Bechtelar CPA

Birthday: 1996-05-19

Address: Apt. 114 873 White Lodge, Libbyfurt, CA 93006

Phone: +5983010455207

Job: Legacy Representative

Hobby: Blacksmithing, Urban exploration, Sudoku, Slacklining, Creative writing, Community, Letterboxing

Introduction: My name is Merrill Bechtelar CPA, I am a clean, agreeable, glorious, magnificent, witty, enchanting, comfortable person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.